Een ander perspectief
Dagelijks werken wij met boeren samen om ze te helpen om over te stappen van gangbaar naar regeneratief boeren. Wij staan dus ook dagelijks in het veld en zien met eigen ogen de effecten van het toepassen van de principes zoals de natuur deze ook al miljarden jaren toepast.
De aarde is ooit begonnen als een kale rots. Door continu principes zoals diversiteit, alles recyclen, efficient omgaan met energie en informatie laag in het systeem leggen (microbiologie) te blijven toepassen en herhalen, verbeterde en verrijkte de aarde stap voor stap.
Maar de afgelopen decennia zijn de mens en de landbouw steeds verder van de natuur komen staan. De focus lag op steeds meer, groter en sneller produceren. Met een afname van het bodemleven tot gevolg.
In de natuurlijke wereld is de definitie van succes het in leven houden van je nageslacht 10.000 generaties en meer
Het Nederlandse landbouwbeleid van de afgelopen decennia
Het landbouwbeleid gaat terug tot de jaren ’50 van de vorige eeuw. Na de verwoesting van de Tweede Wereldoorlog zet Europa beslissende stappen richting een vreedzame en verenigde toekomst. Naar aanleiding van de voedseltekorten tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog, was een van de belangrijke pijlers dat Europa zichzelf kon voorzien van voedsel en zo min mogelijk afhankelijk was van de import uit andere landen.
Om goed te begrijpen waarom we nu staan waar we staan met de Nederlandse landbouw, kijken we terug naar de afgelopen jaren en belichten we een aantal cruciale momenten in de geschiedenis.
De ruilverkaveling is in Nederland al begonnen omstreeks 1890. Schaalvergroting en mechanisering waren belangrijke middelen om tot een economischer agrarische sector te komen. De ruilverkaveling zorgde voor de gewenste schaalvergroting. Door de voedselschaarste in de Eerste Wereldoorlog vermoedde men dat vergroting van de kavels zinvol kan zijn om de bedrijfsvoering te verbeteren, met als nevendoel de buitengebieden te ontsluiten.
De eerste ruilverkavelingswet stamt uit 1924, maar vooral na de Tweede Wereldoorlog is veel land herverdeeld (vanaf circa 1950).
Om het sociale en economische weefsel te herstellen, beginnen de zes oprichtende landen van wat toen de Europese Gemeenschappen waren over een gemeenschappelijke aanpak van de landbouw te onderhandelen. De landbouwsector speelt een belangrijke rol in de naoorlogse Europese economie, maar wordt gekenmerkt door een lage voedselproductie, deels als gevolg van de oorlog, zeer lage inkomens voor landbouwers in vergelijking tot andere sectoren, de noodzaak om voedsel gemakkelijk toegankelijk te maken en de productiviteit te verhogen, niet-geharmoniseerd nationaal landbouwbeleid, dat leidt tot verschillen in competitiviteit.
In 1962 wordt het GLB ingevoerd, met als doel om de productiviteit van de landbouw te verhogen, een redelijke levensstandaard te garanderen voor landbouwers, de voedselvoorziening veilig te stellen, de markten te stabiliseren, een veilige toeleveringsketen tot stand te brengen tegen redelijke prijzen en de mededingingsregels in alle landen te harmoniseren.
Om dat te bereiken wordt een economisch systeem van prijs- en marktondersteuning geïntroduceerd. Dit mechanisme biedt landbouwers een prijsgarantie voor hun producten, legt importheffingen op aan buitenlandse producten terwijl interne handelsbarrières worden opgeheven, en maakt overheidsingrijpen mogelijk in geval van een daling van de marktprijzen. Landbouwers ontvangen steun, die wordt berekend aan de hand van hun totale productieniveau. Het gebruik van productieverhogende technieken en bedrijfsontwikkeling kon vaak rekenen op subsidies. Dit leidde tot een enorme stijging van de productie ongeacht of er vraag naar was.
Er wordt steeds meer voedsel geproduceerd en er komt steeds meer voedsel op de markt. Het inkomen van landbouwers stagneert echter, ondanks de steun die zij uit het beleid ontvangen.
Sicco Mansholt, de Europees commissaris voor Landbouw, voorspelt dat het marktevenwicht verstoord kan raken als gevolg van overproductie en prijsondersteuning. Daarom stelt hij voor de landbouwsector op grote schaal te moderniseren: dit moet de levensstandaard van de landbouwers verbeteren en marktverstoringen voorkomen.
Het Mansholtplan, de allereerste hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, had 2 doelen: optimaliseren van het beteelde areaal en het samenvoegen van boerderijen om grotere boerenbedrijven te creëren.
In de jaren ’70 en begin jaren ’80 begint de landbouwproductie de vraag te overtreffen. Dit leidt tot overschotten, zoals de zogenaamde “boterbergen” en “melkplassen”. Voedsel wordt weggegooid of tegen dumpprijzen verkocht op de wereldmarkt. De Nederlandse boeren hadden daar geen last van, omdat zij gesubsidieerd werden. Derdewereldlanden konden met hun prijzen echter niet op tegen deze gesubsidieerde producten uit de EU. Dit leidde tot oneerlijke concurrentie.
Om een al te grote inkomensdaling van landbouwers te voorkomen, voert de EU in 1984 een quotaregeling in voor producten zoals melk. Daarmee moet overproductie worden beperkt en het aanbod worden overzien. Elke producent krijgt een quotum, dat gelijk is aan de hoeveelheid voedsel die hij kan produceren. Wie het quotum overschrijdt, moet een heffing betalen.
Tegelijkertijd komt de EG onder toenemende druk te staan van buitenlandse spelers, die de EG beschuldigen van protectionisme. Zij pleiten voor liberalisering van de landbouwmarkt.
De meststoffenwet wordt ingesteld en er komt een maximum aan hoeveelheid mest die een boer mag produceren. Het gewenste bemestingsniveau wordt gebaseerd op de fosfaatonttrekking van het verbouwde gewas. Dat men niet meegaat in het advies om bodemvruchtbaarheid als criterium voor normering te gebruiken zorgt initieel voor veel kritiek. Vanuit milieuhygiënisch uitgangspunt wordt het landelijk mestoverschot vele malen groter door het gebruik van fosfaatnormen in plaats van bodemvruchtbaarheidsnormen.
Tevens leidt dit ook tot een enorme administratie voor de boer van de hoeveelheid mest die er van een boerderij komt.
In 1992 worden de zogenaamde MacSharry-hervormingen, vernoemd naar de toenmalige eurocommissaris van Landbouw, doorgevoerd.
Het GLB wordt voor het eerst grondig hervormd, met twee doelen in gedachten: verlagen van de totale begroting en afstappen van de onbeperkte prijsgaranties waardoor de prikkel om veel te produceren werd weggehaald. Het beleid dat voorzag in marktondersteuning, maakt plaats voor een systeem van rechtstreekse inkomenssteun voor landbouwers, met nieuwe verplichtingen voor landbouwers om het milieu te beschermen en stimulansen om de voedselkwaliteit te verbeteren.
Voor het eerst komen er rechtstreekse betalingen aan landbouwers op basis van de oppervlakte beteelde grond of het aantal dieren dat ze houden. Grote boerenbedrijven waren verplicht om een deel van hun land niet in gebruik te nemen als ze in aanmerking wilden komen voor de inkomenssteun. Dit zorgde allemaal voor een terugdringing van de overschotten.
Na bijna 40 jaar bedraagt de GLB begroting nog steeds bijna 50% van de totale EU begroting, hoewel er in de landbouwsector minder nieuwe banen worden geschept dan in andere sectoren, zoals de dienstensector.
Daarom wordt er, mede met het oog op de uitbreiding van de EU in 2004, een tweede GLB pijler ingevoerd, die is gewijd aan plattelandsontwikkeling. Dit initiatief maakt deel uit van het nieuwe programma “Agenda 2000”.
In Agenda 2000 wordt een meer holistische benadering van landbouw en plattelandsontwikkeling voorgesteld om het concurrentievermogen van de landbouw te verbeteren, alternatieve inkomstenbronnen in plattelandsgebieden aan te boren en de sociale cohesie in die gebieden te versterken. In 2003 wordt de inkomenssteun zelfs afhankelijk gemaakt van de mate waarin boeren zich houden aan de standaarden voor voedselveiligheid, milieubescherming en dierenwelzijn.
Het nieuwe millennium brengt nieuwe uitdagingen mee voor het GLB. Het landbouwbeleid moet niet alleen zorgen voor een goed gevoede en welvarende samenleving, maar ook een antwoord bieden op nieuwe problemen zoals klimaatverandering, watermanagement, biodiversiteit, dierenwelzijn, voedselveiligheid en het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen.
In 2008 wordt het GLB opnieuw grondig geëvalueerd. Naar aanleiding van die evaluatie wordt de verplichting om grond braak te leggen afgeschaft. Ook wordt er een vangnet gecreëerd voor boeren, zodat ze bij economische neergang niet te zwaar geraakt worden. Daarnaast komen de ministers van Landbouw van de Europese Unie overeen dat directe betalingen aan boeren teruggebracht moet worden en dat dat geld naar het fonds voor plattelandsontwikkeling moet.
De hervorming van 2013 moet hieraan tegemoetkomen door vergroening van betalingen, om de landbouw duurzamer te maken, een gelijkere verdeling van de steun met beperktere financiering voor grote landbouwbedrijven, aanvullende steun voor kleinere landbouwbedrijven door doelgerichtere inkomenssteun, stimulansen voor jongeren om een loopbaan in de landbouw te kiezen.
Voor het eerst wordt een GLB-hervorming aangenomen via de gewone wetgevingsprocedure (ingevoerd door het Verdrag van Lissabon), waarbij de Raad en het Europees Parlement samen als wetgever optreden.
De kerngedachte achter de GLB-hervorming na 2020 is een nieuwe strategische aanpak, met autonomie voor de lidstaten om strategische plannen op te stellen volgens hun behoeften, maar wel volgens de EU-brede doelstellingen. Zo kunnen nationale maatregelen beter worden afgestemd op lokale omstandigheden, zonder afbreuk aan het algemene gemeenschappelijke beleid.
Nu de bevolking steeds bezorgder wordt over klimaat en milieu, is er in het nieuwe GLB speciale aandacht voor milieu-eisen. Betalingen blijven afhankelijk van de naleving van de EU-milieu- en klimaatwetgeving. Maar nu worden groene werkwijzen op verschillende manieren beloond, zowel via rechtstreekse betalingen (met “ecoregelingen” als nieuw type steun) als in het kader van plattelandsontwikkeling.
Kleinere landbouwbedrijven en jonge landbouwers worden voortaan beschouwd als “prioritaire ontvangers” van rechtstreekse betalingen. Het GLB bevat nu bovendien afspraken over de bescherming van de rechten van werknemers.
Leren is onze tweede natuur; we proberen dingen uit en bepalen dan wat we moeten behouden, verbeteren of veranderen
De mens en de landbouw zijn veel te ver van de natuur af komen staan
Door de verstedelijking en de industrialisering van de landbouw zijn wij steeds verder verwijderd geraakt van de natuur. We zijn vergeten dat wij mensen óók natuur zijn. De microbiologie in de bodem doet hetzelfde als in onze spijsvertering. En wist je dat 85% van de cellen in en op ons lichaam niet van onszelf zijn?
De industrialisering van de landbouw betekent dat er wordt gestuurd op een zo hoog mogelijke opbrengst tegen zo laag mogelijke kosten op een zo kort mogelijke termijn. Steeds meer bodemleven verdwijnt door het gebruik van kunstmest, chemie en zware mechanisatie. Om toch op hetzelfde niveau te willen blijven produceren, wordt er steeds meer van gebruikt, nog meer bodemleven verdwijnt, enzovoorts.
We zijn in een neerwaartse spiraal terecht gekomen waarin we meer en meer kunstmatige, chemische middelen en genetische modificatie gebruiken. Uit steeds meer onderzoeken blijkt dat dit negatieve effecten heeft op onze gezondheid. Er liggen mensen in het ziekenhuis met overgewicht die toch ondervoed zijn. De gemiddelde leeftijd waarop we een chronische aandoening krijgen, daalt. Ondertussen gaat er in Nederland jaarlijks 103 miljard naar de zorg en dat bedrag stijgt.
In het voedsel dat van een regeneratieve boerderij komt, zit alles wat het menselijke lichaam nodig heeft. Dat bevat niet alleen maar calorieën en eiwitten (zoals veel van het huidige voedsel), maar juist ook mineralen, sporenelementen en secundaire metabolieten die een essentiële rol blijken te spelen voor onze gezondheid.
Voor ons is het heel simpel: gezonde bodem = gezonde planten = gezonde dieren = gezonde mensen. Je kunt er hier meer over lezen.
Regeneratieve boeren produceren voedsel, waar alles in zit wat onze lichamen nodig hebben
Regeneratief: laten we eerst beginnen bij de basis
Om te begrijpen waarom regeneratieve landbouw werkt, is het belangrijk om te weten hoe de natuur werkt. Het proces van fotosynthese is daarbij essentieel. Planten zetten water en CO2, onder invloed van energie uit licht, om in zuurstof en glucose (suiker).
96% van de massa van een plant komt uit de lucht. Dan hebben we het over koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof. De overige 4% zijn de mineralen of sporenelementen die uit de bodem komen. Ondanks dat dit maar een heel klein percentage is, is dit wel essentieel voor een gezonde plantengroei.
Fotosynthese is de motor die continu energie in het systeem brengt. Met deze energie voedt de plant het bodemleven. Het bodemleven kan de stikstof uit de lucht binden en de andere mineralen en sporenelementen uit de klei- of zanddelen in de bodem vrijmaken, om van de koolwaterstoffen complexere verbindingen te maken. De plant en het bodemleven zorgen dat de motor continu blijft draaien en de rest van het systeem voedt. Zolang het systeem gesloten blijft, hoeft er niets van buitenaf te worden toegevoegd.
Alles wat leeft of groeit is opgebouwd uit koolwaterstoffen en komt weer terug in de bodem door eten. Van een plant die wordt gegeten en grotendeels uitgepoept, tot schimmels die dood materiaal eten en daarmee verteren. Al deze resten blijven in de bodem als humus of worden weer gebruikt voor nieuwe planten om te groeien.
Het bodemleven is oneindig complex; een handjevol gezonde grond bevat meer leven dan dat er mensen op aarde zijn
Deze video legt het heel helder uit
Een gezond bodemleven is cruciaal
Het vastleggen van CO2 in de bodem is een biologisch proces. Maar als het bodemleven wordt gedecimeerd, wordt er ook bijna geen koolstof meer vastgelegd en organische stof opgebouwd. Hierdoor daalt ook het vermogen van de grond om CO2 en water vast te houden. Zo verergert klimaatverandering, én wordt het land kwetsbaarder voor diezelfde klimaatverandering. Het wordt steeds lastiger voor boeren om gewassen te telen.
Er zijn allerlei oorzaken waardoor het bodemleven is afgenomen, maar de intensieve, industriële landbouw is de belangrijkste. Die gebruikt veel (kunst)mest om gewassen hard te laten groeien. Daardoor vermindert het bodemleven, waardoor ook de structuur van de bodem verslechtert. Het land wordt steeds lastiger te bewerken, waardoor zwaardere machines nodig zijn. Die verstoren de bodemstructuur nog verder wat leidt tot minder waterberging. Door de afname in het bodemleven vermindert ook de weerbaarheid, waardoor bestrijdingsmiddelen nodig zijn en er genetisch manipulatie wordt gebruikt om gewassen in de verarmde omgeving toch te laten groeien. Het is de combinatie van al deze factoren die slecht uitpakt voor de bodem.
Door flink te bemesten, geven planten minder suiker af aan de bodem, en investeren ze minder in diepe wortels. Dat daardoor bijvoorbeeld stikstofbindende bacteriën verdwijnen lijkt op zich niet zo erg – die heb je dan immers niet meer nodig. Maar vervolgens is de bodem wel ‘verslaafd’: het natuurlijke vermogen van het ecosysteem om zichzelf te bedruipen, wordt om zeep geholpen.
Ook belangrijke schimmels zijn afhankelijk van die suikers van de plant. En als daar nog een ploegmachine en ontwatering bij komen, dan kunnen veel schimmels het helemaal vergeten. Houden zij ermee op, dan vermindert ook de klonterende werking van schimmels, en daarmee de bodemkwaliteit.
Wie ook luier lijken te worden, zijn de regenwormen. In graslanden die veel bemest worden, vooral als die in de drijfmest geïnjecteerd is, zitten minder regenwormsoorten die grote verticale gangen graven, en zo de aarde luchtig houden. Rode regenwormen doen dat om dood plantenmateriaal van het oppervlak hun gangetjes in te trekken, maar ja, als er toch niks ligt, hebben ze daar niks te zoeken. Er zitten dan vooral nog grijze wormen, die niet naar het oppervlak komen.
Vruchtbare grond is heel wat meer dan zand met voedingsstoffen. Een gezonde bodem ziet er uit als een luchtige chocolade cake. Het werkt als een spons; water wordt snel opgenomen en veel langer vastgehouden. Je kan het met het blote oog niet zien, maar de grond krioelt van het leven. En al dat leven beïnvloedt elkaar op duizend manieren.
Organische stof is een belangrijke levensvoorwaarde voor bodemleven, maar ook onlosmakelijk verbonden met levende planten en het andere bovengrondse leven. Verander je één ding, dan veranderen er ontelbare andere verbanden in het systeem mee.
Niet alleen hebben planten de voedingsstoffen nodig die het bodemleven afgeeft, andersom geldt hetzelfde. Planten geven tot wel een derde van alle suikers die ze maken linea recta af aan de grond. Ze doen dat om hun aardvrienden te pleasen, want zonder hen kunnen ze wel inpakken.
Alle grote problemen van vandaag de dag zijn met elkaar verbonden
Dé manier om de grote problemen van nu aan te pakken, is het verbeteren van de bodemkwaliteit
De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO) heeft recent een kaart gepubliceerd waarop te zien is dat de bovenste 30 cm van de aardbodem ongeveer twee keer zoveel koolstof bevat als de hele atmosfeer. Na de oceanen is de bodem de grootste natuurlijke koolstofput, waarmee hij bossen en andere vegetatie voorbijstreeft als het gaat om de capaciteit om CO2 uit de atmosfeer vast te leggen.
Deze feiten onderstrepen nog eens hoe belangrijk een gezonde bodem is, niet alleen voor onze voedselproductie, maar ook voor onze inspanningen om de meest ingrijpende effecten van klimaatverandering te voorkomen.
Maar hoe werkt dat dan precies?
Planten en bomen nemen CO2 op uit de atmosfeer en zetten dit met behulp van zonlicht (fotosynthese) om naar zuurstof en plantenbiomassa, zoals wortels en bladeren. Een deel van de door planten vastgelegde koolstof komt al snel in de grond omdat ze uit plantenwortels lekken of actief worden uitgescheiden. Ze vormen een voedselbron voor het bodemleven. Het grootste deel van de koolstof in de bodem komt daar terecht via dode plantenresten en via uitwerpselen van organismen die van planten leven. Het vormt de organische stof die naast koolstofverbindingen bestaat uit stikstofverbindingen en vele andere verbindingen in een vorm die planten niet kunnen opnemen als voeding. Hier ligt een cruciale rol voor het bodemleven, met name de micro-organismen die van deze verbindingen leven en ze afbreken. Daardoor komt er weer CO2 vrij (de ‘bodemademhaling’) en ook plantenvoedingstoffen.
Het vermogen van de bodem om koolstof vast te leggen, hangt af van de hoeveelheid en type plantengroei, type en hoeveelheid organische stof-input, de zuurstof- en waterbalans, het bodemleven, en het landgebruik.
In de natuur is stikstof gebonden aan koolstofverbindingen (organisch) en kan daardoor niet uitspoelen. Maar kunstmest is een anorganische stikstof, nitraat of ammonium. Dat wordt nauwelijks vastgehouden en kan daardoor uitspoelen naar het grondwater, waardoor dat steeds meer nitraat bevat. Bij een gebrek aan zuurstof in de bodem, verdwijnt de stikstof weer in de atmosfeer. Voor een deel is dat in de vorm van stikstofoxiden, die vele malen schadelijker zijn dan CO2.
Daarnaast is de productie van kunstmest zeer energie intensief en deze industrie levert daarmee een grote bijdrage aan de CO2 uitstoot.
De grasland opbrengst kan bijvoorbeeld worden verhoogd door diversiteit aan te brengen, met klavers en kruiden. Dat is goed voor de economie, maar ook voor de ecologie. Meer diversiteit aan planten betekent meer diversiteit aan insecten en bodemleven.
Diversiteit verbetert ook door grazers zoals koeien weer op het gras te zetten in plaats van in de stal. Met weidegang krijg je groeitrappen en daardoor is er ook ruimte voor wild en insecten, die een beter aanbod van voedsel en beschutting hebben. En omdat er meer insecten zijn, zijn er ook meer vogels.
Een toegenomen diversiteit aan planten stimuleert het bodemleven. Er wordt weer meer CO2 vastgelegd en de bodem heeft ook een betere vochtregulerende werking. Gezonde bodems zijn veel luchtiger en kunnen daardoor overtollig water opnemen en opslaan. Hiermee kunnen ze in natte perioden de ernst van overstromingen verminderen. In de drogere perioden geven ze langzaam het ondergronds opgeslagen water vrij, zodat de ergste effecten van droogte worden verminderd.
Als de bodem rijk is aan bodemleven, is het ook rijk aan mineralen. Er vindt steeds meer onderzoek plaats naar de relatie tussen een gezonde bodem en voeding, maar er is nog te weinig om wetenschappelijke claim te kunnen maken. Intuïtief is de gedachte wel heel logisch: een teeltmethode met aandacht voor gezonde complexe bodem en gewassen, levert producten met inhoudsstoffen die dus ook gezonder zijn voor de mens.
Het herstellen van ecosystemen zou bovendien een breed scala aan ecosysteemdiensten verbeteren, zoals zuivering van lucht en water. Ook zou er aangename recreatieruimte voor mensen bijkomen.
Hier kun je meer lezen over de principes die we toepassen om gangbare boeren te helpen met de transitie naar regeneratief. Al deze principes komen neer op het verbeteren van de bodem.
Het huidige systeem staat ons in de weg
In het huidige industriële landbouwsysteem zijn er veel meer spelers dan alleen de boerenbedrijven.
In deze hele industrie gaat jaarlijks zo’n 33 miljard euro om (bron: WUR, 2019). Het grootste gedeelte van de consumentenprijs zit in de keten en slechts een klein deel komt bij de boeren terecht.
Bekijk deze video als je meer inzicht wil in hoe het huidige systeem functioneert en welke spelers met welke belangen daarin een rol hebben.
We moeten de kringlopen weer sluitend krijgen
Een van de belangrijkste principes van de natuur is dat er een natuurlijk evenwicht is waarin alles gerecycled wordt (circulair). Maar de meeste van onze kringlopen vertonen grote lekken. Ter illustratie laten we de stikstofkringloop zien.
Via eiwitrijk (= veel stikstof) veevoer en kunstmest wordt er veel stikstof in de kringloop gebracht. Grote hoeveelheden stikstof lekken uit de kringloop door menselijke ontlasting. Ook spoelt een groot deel van de in het land ingespoten mest uit of het vervliegt. Dat komt via het water en de lucht in de omgeving terecht.
Een nieuwe keten waar regeneratieve landbouw centraal staat
Als een boer regeneratief werkt, wordt er weer voedsel geproduceerd in plaats van grondstoffen voor de voedsel industrie. Voedsel waar alles in zit en wat zo vers en zo onbewerkt mogelijk bij een consument op het bord moet komen liggen.
Regeneratieve landbouw vraagt dus om een heel ander systeem. Door de kaarten hieronder om te draaien, lees je voorbeelden over de effecten van het toepassen van regeneratieve praktijken.
Het eerste wat regeneratieve boeren opvalt, is dat de veearts nauwelijks meer nodig is
Grazers staan in de weide in plaats van in de stal. Mest wordt zo op een natuurlijke manier op het land verdeeld.
Omdat er op weiden met kruidenrijke mengsels wordt gegraasd, is bijvoeren met krachtvoer nauwelijks meer nodig.
Door diversiteit in de grasmat neemt het organisch stofgehalte toe. De bodem kan meer water opnemen en houdt het langer vast. Bij zware regen hoeft er dus minder water weg te worden gepompt en bij droogte minder te worden aangevoerd.
Het kuilen en voeren vanuit de kuil, kost diesel en tijd. Als dieren weiden, dan is dit niet nodig.
Bij het kuilen van gras wordt uitgegaan van 15% verlies. Dit verlies treedt niet op bij grazen. Op een droge stof consumptie van 15kg per dag is 15% ruim 2 kg, wat met krachtvoer moet worden aangevuld. Op 100 koeien is dit 200 kg per dag.
Land wordt niet meer omgeploegd en zwaar mechanisch bewerkt. Wel is een ander soort machines nodig.
Als het bodemleven goed werkt, bindt het zelf de stikstof en maakt mineralen vrij uit de bodem. Kunstmest en het aanvullen van mineralen is in de ideale situatie niet meer nodig.
De op deze manier gefaciliteerde “productie natuur” verliest geen stikstof aan de lucht, de grond en het oppervlakte water, omdat het organisch gebonden is, net als in de “echte” natuur.
Iedere kilo droge stof die naar de stal wordt gebracht, wordt eerst in de kelder opgevangen en daarna naar het land gebracht. Dit maakt de stal duurder en kost diesel. Grazende koeien brengen het meteen op de juiste plek en door mest en urine niet te mengen, komt de stikstof in de bodem.
Bij boeren die regeneratieve praktijken toepassen zijn de opbrengsten droge stof per hectare net zo hoog als bij gangbare boeren, maar staan de orchideeën aan de slootkant. Het kan dus naast een natuurgebied.
Om het voedsel zo vers en onbewerkt mogelijk bij de consument te krijgen, is er een kortere aanlever keten nodig.
Er is een nieuw paradigma nodig
Een van de redenen waarom het lastig is om over te gaan naar een nieuw systeem, is omdat er veel ingeburgerde aannames zijn die het huidige systeem in stand houden. Wij zetten onze vraagtekens bij veel van deze aannames en gaan hier dus graag dieper op in.
Boeren produceren weer compleet voedsel dat consumenten zo vers en onbewerkt mogelijk willen consumeren. Hierdoor zijn veel tussenschakels niet meer nodig, worden de dus ketens korter en kunnen veel kosten worden gereduceerd, waardoor zowel de boer een redelijk prijs krijgt en de consument een redelijke prijs betaalt.
Droogte ontstaat omdat er geen planten meer zijn. De bodem is uitgeput, planten die normaal water vasthouden verdwijnen, het wordt steeds droger. Uit onderzoek blijkt dat als het organisch materiaal in de bodem met 1% toeneemt, de bodem veel meer water kan vasthouden (wel zo’n 32000 liter per hectare).
Ongeveer 30% tot 40% van al het land op aarde is volledig uitgeput. Er kan niets meer op groeien. Door dit te herstellen zou er voldoende land zijn om iedereen op aarde te kunnen voeden.
Wij geloven er in dat we juist weer helemaal terug naar de basis moeten, zoals de natuur ook werkt. Meer technologie betekent ook een groeiende vraag naar energie.
Als er jarenlang kunstmest en pesticiden zijn gebruikt, kun je inderdaad niet van de ene op de andere dag stoppen zonder dat te merken in de opbrengst van het land. Maar wij zien bijzonder goede resultaten bij het stapsgewijs afbouwen.
Het stikstof probleem wordt veroorzaakt omdat er teveel kunstmest en krachtvoer in het systeem wordt gebracht. Het groeien van planten en dieren – en dus onze voedselproductie – is een natuurlijk proces. Om de productie te verhogen proberen we die processen bij te sturen, met kunstmest, met chemie, met mechanisatie en met genetische manipulate (GMO). Maar die verstoren de natuurlijke processen echter zo heftig, dat er allemaal negatieve gevolgen ontstaan. Om die binnen de perken te houden maken we juridische constructies, we bouwen stallen met technische ‘oplossingen’, we spuiten nog meer ‘kwaadaardige’ pathogenen dood. Daar zijn de stikstof regels een voorbeeld van. Ja, we hebben een stikstof probleem, maar geen juridisch/technisch, maar een systeem probleem.
Ze doen precies wat wij als consumenten willen. Goedkoop en veel produceren, zodat de supermarkten maar een boodschap hebben: Meer voor minder. Ze doen ook wat de agro industrie wil; veel producten afnemen. Ze doen wat de voedsel industrie wil; goedkope grondstoffen leveren. Ze doen wat der regering wil; exporteren en de deelnemen aan het Bruto Nationaal Product.
Ze kunnen vanuit hun huidige positie niet in een keer overschakelen, zoals biologisch verlangt. Maar veel boeren zien dat hun kosten steeds hoger worden en de prijzen onder druk staan. Bovendien wil geen enkele boeren dingen dood spuiten. Onze ervaring is dat iedere boer stappen kan en wil maken.
Wetenschap is belangrijk. Maar niet als het ten dienste van een belang staat. In het communistische systeem was de ideologie leidend, in onze wereld het geld. Dat is niet slecht, eerder onhandig. We betalen met elkaar de kennis instituten en leggen het meeste geld op tafel voor onderzoek. Om te zorgen dat onze wetenschappers niet helemaal los gaan, willen we graag dat het bedrijfsleven een bijdrage levert; co-financiering. Dat betekent echter dat ideeën die een systeem verandering beogen, bijna geen subsidie kunnen krijgen, omdat het bestaande bedrijfsleven er geen belang bij heeft.
Daarbij hebben we het onderzoek wat nodig is om te bewijzen dat nieuwe producten veilig zijn, bij de bedrijven zelf neer gelegd. De producent van WC eend, toont zelf aan dat WC eend veilig is.
Jimi Sol maakt hele goede animaties waarin hij moeilijke onderwerpen op een eenvoudige manier uitlegt. Ben je nieuwsgierig naar de ‘stikstof fixers’ in de bodem of wil je weten of het waar is dat bossen regen creëren? Ga dan hier naartoe.
Regeneratie gaat niet over het minimaliseren van je negatieve impact maar over het maximaliseren van je positieve impact
Regeneratief betekent ook een andere kijk op energie
Een boerderij was midden vorige eeuw energie positief; er was minder energie nodig dan wat de geproduceerde producten aan energie opleverden. Tegenwoordig gaat er zo’n zes keer meer energie in een boerderij dan dat er uit komt! Dat komt bijvoorbeeld doordat we nu werken met machines zoals tractoren, maar ook omdat er kunstmest wordt gebruikt, waarvoor veel energie nodig is om het te produceren.
We hebben steeds meer energie nodig om de benodigde energie beschikbaar te maken. Omdat we grondstoffen, zoals metalen, mineralen en sporenelementen niet recyclen, worden deze steeds schaarser en is er steeds meer energie nodig zijn om ze te winnen. Bij een efficiënt, productief en weerbaar landbouw systeem dat uitgaat van de natuurlijke processen zijn veel van de huidige energie verslindende processen niet meer nodig.
Regenerative agriculture provides answers to the soil crisis, the food crisis, the climate crisis and the crisis of democracy
Dr. Vandana Shiva